Cliënt werd in september 2020 samen met zijn medeverdachten langs de kant van de snelweg gezet voor een controle. Zij reden in een auto met Spaans kenteken. Tijdens de controle bleek er een persoon op de achterbank te zitten tussen twee medeverdachten. Deze persoon zat onder het bloed, had letsel en gaf de politie te kennen dat hij hulp nodig had. Uiteindelijk doet deze persoon, aangever, aangifte van wederrechtelijke vrijheidsberoving en afpersing.  Cliënt verklaarde dat hij geld tegoed had van aangever en dat geld kwam halen bij aangever. Aangever kwam met allerlei verhalen bij de politie op de proppen. Die verklaringen over de reden waarom hij met die mensen in de auto zat deden bij de politie reeds de wenkbrauwen fronsen. Aangever liet bij de politie duidelijk niet het achterste van zijn tong zien, was zeer vaag over bepaalde punten, hetgeen de betrouwbaarheid van zijn verklaringen raakte. Alle reden voor de verdediging om hem als getuige bij de rechter-commissaris te horen. Dat verhoor duurde uiteindelijk twee dagen waarbij hij zich op diverse punten aantoonbaar tegensprak en zelfs leugenachtig verklaarde. Ook het openbaar ministerie en de rechtbank konden hier uiteindelijk niet omheen. De rechtbank kwam tot vrijspraak van de vermeende wederrechtelijke vrijheidsberoving maar oordeelde dat mede op basis van het aangetroffen letsel wel tot een bewezenverklaring van de poging tot afpersing kon worden gekomen.

Lees hier de hele uitspraak.