Cliënt werd verdacht van het mishandelen van zijn buurman A door hem met zijn vuist een gebroken kaak te slaan. Hij had al enige tijd mot met deze buurman A die zich nogal eens agressief gedroeg. Een andere buurman, buurman B, deed daar dikwijls aan mee richting cliënt.
Toen cliënt op enig moment iets tegen de raam van zijn woning hoorde komen, bleek dat buurman B een fiets tegen het raam van de woning van cliënt had gegooid. Cliënt ging naar buiten om daar iets van te zeggen en kreeg de wind van voren. Vervolgens kwam buurman A aanrennen en op dat moment zag cliënt zich genoodzaakt om buurman A een vuistslag te geven. Hij stond letterlijk met zijn rug tegen de muur en kon geen kant op.
Onder die omstandigheden oordeelde de rechter dat cliënt moest worden vrijgesproken van de mishandeling, omdat hij zich onder de gegeven omstandigheden mocht verdedigen tegen de aanval van buurman A.